De fasedraaier is een bottle-neck in een balansversterker, denk ik althans. Van vroegere projecten was ik wel gecharmeerd van de paraphase fasedraaier. Hierbij wat historische maar zeker nog interessante informatie over de gewone paraphase fasedraaier en de floating paraphase fasedraaier:
paraphase |
De floating paraphase is op papier beter omdat de "slave" triode ook weer terugkoppelt naar de spanningsdeler waardoor de signalen beter in balans blijven:
floating paraphase |
Ik wilde eens kijken of ik een dergelijke fasedraaier kon maken maar dan met de eindbuizen zelf. Dit wordt ook wel "self-inverting push-pull" genoemd. De meeste toepassingen hiervan maken gebruik van een stroombron op de kathodes waardoor de 2e buis via de kathode zijn signaal krijgt. Daar had ik niet zo'n zin in en ik ben met de floating paraphase aan de gang gegaan. Ik heb er een avond mee gespeeld maar kreeg het niet stabiel, allerlei oscillaties en brommen. Het versterkte signaal op de onderste anode was te groot en zelfs zonder aanbieding van signaal op de onderste buis verscheen er een keurige sinus in tegenfase met de bovenste buis. Dat snapte ik niet, waar kwam dat signaal vandaan? En waar heb ik dan nog een fasedraaier voor nodig? Uiteindelijk viel het kwartje en bedacht ik me dat er door de stroom van buis 1 door de eindtrafo een inductiespanning op de wikkeling voor de onderste buis ontstaat. Dan gaat het niet werken of in ieder geval niet stabiel blijkbaar. Opvallend was overigens dat zo op halve kracht, zonder signaal op buis 2, het geluid best goed was, het begon op een mono-triode te lijken. Maar dat was niet de bedoeling van deze versterker.
Optie (A) zou kunnen, optie (B) kan niet omdat ik de EL84 in triode heb geschakeld. Wel twijfel of het inderdaad qua vervorming en frequentiegedrag niet te ongunstig gaat uitpakken. De eindbuizen met de eindtrafo vervormen natuurlijk meer dan een tussentrap. Bovendien heb je terugwerking van de luidsprekers via de eindtrafo. Misschien is het beter om de fasedraaier toch in de drivertrap te bouwen: minder vervorming, meer opties (ook floating paraphase) en meer uitsturing mogelijk: ook als de eindtrap in klasse AB staat blijft de fasedraaier goed werken. Dit sluit ook beter aan bij het doel van de Bocama: een praktische versterker.
De volgende fasedraaiers wil ik gaan onderzoeken:
- Paraphase DC-gekoppeld. Een experiment waarbij de spanningsdeler direct van de anode wordt genomen en zonder condensator op het rooster komt.
- Paraphase. Dit is de standaard en meest simpele paraphase waarbij de spanningsdeler in de roosterlekweerstanden van de eindbuizen is opgenomen.
- Floating paraphase. Standaard floating paraphase, ook genomen van de roosterlekweerstanden van de eindtrap.
Overwegingen over de verschillende eigenschappen van de verschillende paraphase fasedraaiers:
Balans
De gewone paraphase balanceert alleen goed als de verzwakking van de spanningsdeler precies gelijk is aan de versterking van de 2e triode. Dit is kwetsbaar bij buisveroudering en buiswissels. De floating paraphase heeft een automatisch balanceermechanisme dat veel meer marge toestaat. Qua balans verdient de floating paraphase dus de voorkeur.
Vervorming
De paraphase compenseert in theorie de even harmonischen van zijn stuurtrap, de oneven harmonischen worden echter verdubbeld. Dit is minder wenselijk. In een floating paraphase is de 2e triode zwaar tegengekoppeld wat weinig extra vervorming impliceert. De vervorming wordt dan voornamelijk door de 1e triode bepaald en dit zou natuurlijker kunnen klinken. Qua vervorming verdient de floating paraphase dus de voorkeur.
Uitgangsimpedantie
Je zou het misschien niet verwachten maar beide triodes in de floating paraphase hebben niet dezelfde uitgangsimpedantie. Door de spanningstegenkoppeling zal de 2e triode een lagere uitgangsimpedantie hebben. Daarom wordt de floating paraphase ook niet in RF schakelingen gebruikt. Wat uitgangsimpedantie betreft is de gewone paraphase beter in balans.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten